Ruim al je brol ‘s op!

10/08/2021

Het substantief brol is multifunctioneel. Zijn betekenis ligt niet duidelijk vast, maar elke Belg begrijpt het perfect en neemt het met een zeker genoegen in de mond. Een streling voor de tong, zoals de smoutebol (nonnenscheet) dat is voor het gehemelte.

Semantisch is het in de eerste plaats synoniem voor janboel, zootje, bende, maar brol kan ook slaan op een hoop ongelijksoortige voorwerpen of een waardeloos ding, rommel voor op het stort of een toestel dat niet of slecht werkt en figuurlijk chaos in een organisatie. Hoewel brol wat impulsief overkomt, kan het uitstekende adelbrieven voorleggen. Zo zou prins Karel gezegd hebben dat ‘de monarchie er wellicht niet meer zou zijn als hij de brol niet had gered’ (Le Soir, 12.12.2001). Journalist Eric Renette gebruikt het woord voor ‘een onvoorstelbaar aantal prullen, brol en andere bucht’ op openbare verkopingen. Soms tracht brol ons te slim af te zijn door zich in het Frans een extra l’etje aan te matigen: ‘De opkopers zullen hun broll uitstallen in de straten van het dorp.’ (vertaling uit Le Soir, 13.11.2001).

 

Brol is ook doorgedrongen tot in artistieke kringen. Zo bedenkt Hergé in het album De Juwelen van Bianca Castafiore een firma met de naam Brol en kiest Angèle het als titel van haar debuutalbum: ‘Ik wilde graag een Belgisch woord in mijn album, omdat ik het altijd al zo grappig vond. Brol is troep, een puinhoop, maar optimistisch en lichtvoetig, zeker niet pejoratief. Het doet me denken aan mijn kindertijd, mijn land, omdat ik er steeds minder kom. Tegelijk stelt het me gerust.’