Wist u dat de eerste protestantse martelaren levend verbrand werden in Brussel?

26/10/2017

Begin 16e eeuw maken de Zuidelijke Nederlanden (min of meer het huidige België) deel uit van het Spaans-Habsburgse Rijk. Toen Karel V in 1519 keizer werd, besloot hij een volwaardige staatsinquisitie op te richten, doorgaans - onterecht - Spaanse Inquisitie genoemd, want ze was nog schrikwekkender!

Op 31 oktober 1517 had de Duitse theoloog Maarten Luther zijn 95 stellingen gepubliceerd, die vooral handelden over een van de voor hem belangrijkste kwesties: de toenemende aflatenhandel door de rooms-katholieke kerk, goedgekeurd door paus Leo X om de bouw van de Sint-Pietersbasiliek in Rome te financieren. Na publicatie bekeerden meerdere augustijnen uit Antwerpen zich tot de leer van Luther. Frans van der Hulst, de eerste inquisiteur aangesteld door keizer Karel V en lid van de Raad van Brabant, riep de prior van het klooster, Jacob Praepositus, bij zich. Hij werd onmiddellijk aangehouden en na enkele dagen cel gaf hij toe en zwoer hij zijn dwaling af in de Sint-Michiels-en Sint-Goedelekathedraal in Brussel.

Tijdens de gevangenschap van de prior benoemden de monniken Lambert Thoren als prior en bleven ze de leer van Luther prediken. De inquisiteur liet ze aanhouden. In tegenstelling tot de andere monniken weigerden Thoren, Voes en Van Esschen te herroepen. Ze werden van hun religieuze status beroofd, op 1 juli 1523 op de Grote Markt van Brussel. Thoren vroeg opnieuw bedenktijd. ’s Namiddags belandden Voes en Van Esschen op de brandstapel die was opgericht op de Grote Markt.

Hendrik Voes en Jan Van Esschen waren de eerste protestantse martelaren.