Jan van Ruusbroec, mystieke vereniging met God
Jan van Ruusbroec wordt in 1293 geboren in Ruisbroek, een Brabants dorpje dat grenst aan de Brusselse agglomeratie. Hij bekleedt een belangrijke plaats in de Rijnlands-Vlaamse mystiek. Op 11-jarige leeftijd gaat hij thuis weg en zorgt zijn oom, kanunnik aan de Sint-Goedelekerk in Brussel, ervoor dat hij schoolloopt. De humaniora interesseren hem amper: ‘Hij is onwetend’, stelt de kartuizer Denys, ‘en kent niet eens Latijn.’ Een andere kartuizer onderstreept dat ‘hij nauwelijks grammatica leert.’ Als hij 24 is, wordt hij priester gewijd en wordt hij kapelaan in Sint-Goedele. ‘Weinig begaan met zichzelf en met de wereld’, zo stelt zijn biograaf, ‘kwam hij bij wie hem niet kende over als een zielenpoot, een mannetje van niks. Hij leefde in complete rust, stil en verwaarloosd. Verdiept in beschouwing meed hij het liefst de menigte.’ Uit die tijd dateren zijn eerste werken, geschreven in het Middelnederlands, wat zijn tijdgenoten verbaast.
In 1334 dompelt hij zich, met enkele vrienden, onder in de afzondering van het Zoniënwoud, in Groenendaal (De Groene Vallei). Allen trekken ze weldra het habijt aan van de reguliere kanunniken van Sint-Augustinus, wiens regel ze aannemen. De boeken en naam van Ruusbroec verspreiden zich wijd en zijd. Leken en religieuzen, theologen en gewone gelovigen stromen alsmaar talrijker toe om naar hem te luisteren. Onder wie wellicht de Straatsburger Jean Tauler. Het werk van Ruusbroec telt een tiental mystieke boeken, waarvan Dat Rijcke der Ghelieven en vooral Die Gheestelike Brulocht uit 1330-1335 het bekendst zijn. De tekst, die doorgaat voor het toppunt van de christelijke mystiek, heeft zich als een lopend vuurtje door het Europa van zijn tijd verspreid. De schrijver zelf lijkt het als zijn meesterwerk te hebben beschouwd en verwijst er graag naar als de meest volledige uiteenzetting van zijn leer.
Zijn werk is de uitdrukking van een lange persoonlijke ervaring. Berusten in God, het einddoel van het spirituele leven, is alleen mogelijk door progressieve zelfafwijzing en na deze drie stadia:
- totale zuiverheid
- een soort van slaaptoestand waar de ziel zich in God verliest
- de dualiteit overstijgen, waarbij de ziel zich stort in de diepten van de goddelijke duisternis, niet meer in staat te onderscheiden wat van God of uit zichzelf komt en volledig overgeleverd is aan het leven van God in haar.
De visionair van Groenendaal blijft een leidsman voor wie zich waagt in de vaak miskende wereld van het innerlijke leven. Ruusbroec sterft op 2 december 1381 op 88-jarige leeftijd. Vijf eeuwen later, in 1885, werd hij zalig verklaard.