Wist u dat het Zoniënwoud oorspronkelijk veel groter was?

28/11/2016

Op een zonovergoten dag is het leuk vertoeven in het Zoniënwoud. Het feeërieke bos bevindt zich ten zuidoosten van Brussel en beslaat meer dan 4.000 hectaren. Wandelaars komen er regelmatig beuken tegen die meer dan 200 jaar oud zijn. Vandaar dat het Zoniënwoud bekend staat als de beukenkathedraal.

Het Zoniënwoud maakte net als het Hallerbos, het Heverleebos en andere Belgische bossen in de klassieke oudheid deel uit van het Kolenwoud. De Romeinse krijgsheer Julius Caesar zette voor het eerst deze naam op papier in zijn wereldberoemde boek De Bello Gallico. In deze tijd strekte het woud zich uit van de oevers van de Rijn en de Moezel tot aan de Noordzee. De naam verwees naar het gebruik van houtskool om ijzerhoudende zandsteen te smelten.

In de vroege middeleeuwen was het woud het persoonlijke eigendom van de hertogen van Brabant, die het woud als jachtgebied gebruikten. In dezelfde periode vestigden tal van religieuze gemeenschappen zich in het Kolenwoud. De Ter Kamerenabdij, Groenendaal, Hertoginnendal en het Kapucijnenklooster zijn vandaag nog steeds bekende en welluidende namen.

Vanaf de 18e eeuw begon de ontbossing van het Zoniënwoud. Een groot deel van de bevolking plunderde het woud. Bovendien kapten de landheren op grote schaal bomen om aan hun schulden tegemoet te komen. Onder de Oostenrijkse Habsburgers liet landschapsarchitect Joachim Zinner evenwel massaal beuken aanplanten in het Zoniënwoud.

Na de nederlaag van Napoleon was het Zoniënwoud nog ongeveer 10.000 hectaren groot. Het bos kwam daarna in handen van de Algemene Nederlandse Maatschappij onder koning Willem I der Nederlanden. Na de Belgische omwenteling in 1830 werd een groot deel van de gronden ontgonnen, waardoor het bosoppervlakte kromp tot zijn huidige grootte.