Home Kent u deze Belgen Paul van Ostaijen, dichter-woordkunstenaar en pionier van nieuwe kunststromingen in Vlaanderen
Paul van Ostaijen, dichter-woordkunstenaar en pionier van nieuwe kunststromingen in Vlaanderen
Op 22 februari 1896 werd in de Lange Leemstraat 53 in Antwerpen Paul van Ostaijen geboren in een katholiek gezin. ‘Pol’, voor de vrienden. Op alle middelbare scholen die hij heeft afgelopen, speelde zijn rebelse aard hem parten. Weinig kon hem boeien en weinig bracht hij ervan terecht. Van 1914 tot 1918 was hij stadhuisklerk, journalist bij verschillende dag- en weekbladen en een studententijdschrift en actief in het Antwerpse artiesten- en nachtleven. In zijn artikels prees hij vooral de moderne Franse literatuur, het Duitse expressionisme en de Vlaamse schilder- en beeldhouwkunst. In 1918 vluchtte hij naar Berlijn, beschuldigd van activisme. Een loodzware periode. Zijn vroegere geloof in de mensheid maakte plaats voor volslagen nihilisme, dat hij later echter weer zou afzweren. In 1921 keerde hij terug naar Antwerpen: de aanklacht wegens vermeende activistische handelingen werd door de bevoegde rechter ongegrond verklaard en zijn naam was gezuiverd. Na zijn militaire dienst en een kortstondige job in een boekenwinkel in Antwerpen begon hij in 1923 in de Naamsestraat 70 in Brussel kunsthandel A la Vierge Poupine, die hij na enkele jaren alweer stopzette. Zijn zaak, lezingen en tentoonstellingen hadden zijn sowieso al zwakke gezondheid, geteisterd door longtuberculose, nog meer ondermijnd. Na allerlei medische omzwervingen stierf hij op 18 maart 1928 in het kleine privésanatorium Le Vallon in het gehucht Miavoye van het dorp Anthée, dat hoort bij de Naamse gemeente Onhaye. Zijn finale rustplaats kreeg Paul van Ostaijen op het ereperk van begraafplaats Schoonselhof in Hoboken.
Paul van Ostaijen effende in Vlaanderen het pad voor nieuwe kunststromingen, met name voor het humanitaire of romantische expressionisme en het dadaïsme. Zijn gedichten zijn parels van ritmische typografie, muzikaliteit en vrije versvormen en handelen vooral over angst, innerlijke opschudding, techniek, de grootstad, reclame en de massa. In zijn grotesken hekelde hij allerlei ongerijmdheden die hij in zijn dagelijkse leven opmerkte. Zo moesten onder meer politici, de kerk en de seksuele moraal het ontgelden.
Voor een goed begrip van zijn literaire evolutie kunt u achtereenvolgens lezen: de verzenbundels Music-Hall (1916), Het sienjaal (1918), Bezette stad (1921, het bekende typografische curiosum), Feesten van angst en pijn (1928) en Gedichten (1928, met het Eerste boek van Schmoll, zijn laatste verzameling gedichten waarin zijn opvattingen tot volmaakte uitdrukking komen).
O ja, vanwaar zijn bijnaam ‘zot Polleken’? Eén anekdote is tekenend. Nadat hij het Britse drama The House of Temperley (1913) had gezien, gaf hij zijn kleermaker opdracht hem een jas te maken naar de mode van de Engelse personages uit de film, die in de jaren 1870 was gesitueerd. Compleet met een muts van otterpels liep hij over straat. Zijn excentrieke optreden leverde hem nog een bijnaam op: ‘Meneer 1830’.