Wist u dat een Belg mandarijn is geworden?

05/04/2022

Paul Splingaerd (1842-1906) kan met trots zeggen dat zijn leven zijn weerga niet heeft. Als vondeling en analfabeet weet hij zich vanuit het niets op te werken tot de hoogste ambtelijke rang in het Chinese Keizerrijk.

Als 21-jarige komt hij in de hoofdstad zijn dienstplicht vervullen en ontmoet hij pater Theofiel Verbist, de stichter van de orde van Scheut, een missiecongregatie. De priester zoekt een dienaar om hem naar Mongolië te vergezellen, destijds een Chinese provincie. De jongeling, snel van begrip, met gouden handen en zonder band met België, neemt het voorstel aan. Op 25 augustus 1865 scheept hij in voor een tocht die hem naar Xiwanzi, in Binnen-Mongolië, voert. Pienter en doortastend als hij is, leert hij snel Mongools en Mandarijn (de meest verspreide Chinese taal in het Middenrijk). Maar drie jaar na hun aankomst overlijdt pater Verbist en besluit Splingaerd zijn Chinese avontuur in Peking voort te zetten. Daar heeft de tweede beslissende ontmoeting van zijn leven plaats, met de Duitse geoloog Ferdinand von Richthofen, die hem aanneemt als gids en tolk. Tijdens hun zeven missies krijgen ze de kans door elf Chinese provincies te trekken. De Belg maakt van die expedities gebruik om zijn kennis van de taal, het land en zijn inwoners bij te spijkeren en meer te weten te komen over mineralogie en geomorfologie. Wanneer in 1872 zijn contract met von Richthofen afloopt, begint hij een bont- en wolhandel in Kalgan, het huidige Zhangjiakou. Daar ontmoet en huwt hij Catherine Li, een christelijke Mantsjoerijse, met wie hij dertien kinderen zal krijgen. 1881 betekent een nieuwe wending in het leven van Lin Fuchen (de Chinese naam die onze landgenoot aanneemt). Hij aanvaardt de post van douane-inspecteur in Jiuquan, dankzij zijn kennis van mineralen, opgedaan bij von Richthofen. Hij is in staat om uit te maken welke metalen door zijn ambtsgebied worden getransporteerd. De streek in het uiterste westen van China staat bekend als rijk aan mineralen. Paul oefent veertien jaar die functie uit. Als hoge ambtenaar beschikt hij voortaan over een weelderige ambtswoning. Als hoge vertegenwoordiger van de keizerlijke regering krijgt hij ook een aanstelling als vrederechter, wat hem de naam van eerlijk en onkreukbaar onderhandelaar oplevert. Hij blinkt ook uit door zijn inzet voor zijn volk: zo hadden zijn echtgenote en hij hun woning deels verbouwd tot zorg- en vaccinatiecentrum.

In 1896 zegt Lin Fuchen zijn gerieflijke ambt van douanier op en vestigt hij zich met zijn gezin in Shanghai. Hij werkt een tijdje als mijninspecteur en stelt zijn vaardigheden van bemiddelaar en onderhandelaar ten slotte ten dienste van allerlei opdrachten van de Belgische staat in China, met name de aanleg van de spoorlijn tussen Peking en Hankou. Hij blijft echter voorname functies bekleden voor de regering in Peking en wordt uiteindelijk benoemd tot eerste mandarijn. Je kan niet anders dan verbaasd staan kijken naar zo’n uitzonderlijke loopbaan als betrof het een verhaal of een fragment uit het ‘Boek der Wonderen’ dat vertelt over de reis van Marco Polo, die hem van Venetië naar het keizerlijke hof in China brengt. Maar het vertrekpunt hier is een boerderij in Ottenburg en de held geen rijke koopman uit de Allerdoorluchtigste maar een weeskind, van bij de geboorte achtergelaten.