Waar een klein dorp groot in kan zijn: aardbeien uit Wépion

23/06/2020

 

Even ten zuiden van Namen, op de linkeroever van de Maasvallei, rijpen in het seizoen glanzend rood en sappig de aardbeien van Wépion. In het museum verneem je hoe de teelt hier is beland en in de tuin of aan wegkraampjes kan je de lekkernij komen proeven.

 

Waar nu de smakelijke vruchten groeien, maakten ooit vossen de dienst uit. Dat leert ons de oorsprong van de dorpsnaam, die afstamt van het Latijnse vulpilio (vossenland). Trouwens, je vindt er nog een Drève Vulpilio. In de middeleeuwen reikte het sombere en woeste woud van Marlagne tot aan de Maasoever, een ideale schuilplaats voor de vossenpopulatie. Vanaf de 18e eeuw maakte het beetje bij beetje plaats voor velden waar vooral hop werd geteeld voor de talrijke brouwerijen in het nabije Namen. 

 

Het veld was opgedeeld in zogeheten hopkuilen, elk ongeveer een vierkante meter groot, rondom afgezet met een aarden walletje om de aangevoerde mest en water goed vast te houden. In de vier uithoeken stonden een vijftal meter hoge staken, waarlangs de ranken naar boven klommen. Sommige boeren gingen op de vrije en zonbeschenen ruimte op de grond bosaardbeien telen. De geneeskracht van deze kleine inheemse aromatische vruchten staat buiten kijf. Zelfs de farmacopee maakt er melding van. Niet te verwonderen, zou je zeggen, als je bedenkt dat ze gelinkt worden aan de Maagd Maria en ze symbool staan voor het aardse paradijs. Ze werden in de regio gecultiveerd tot omstreeks 1860-1870, maar nooit is men erin geslaagd door selectie de vrucht flink uit de kluiten te laten groeien. Een tiental jaar later deed de ‘grote’ broer zijn intrede.

 

De Franse koning Lodewijk XIV droomde ervan te heersen over de wereld. Alles wat hem hielp zijn ambitie waar te maken, genoot zijn buitengewone interesse en steun, zoals kunsten en wetenschappen. In 1712 voer genieofficier bij de Franse marine, botanicus en ontdekkingsreiziger Amédée-François Frézier (1682-1773) uit om voor Frankrijk de Zuid-Amerikaanse westkust in kaart te brengen en de Spaanse havens en versterkingen te beschrijven en af te beelden. Uit de Chileense kuststad Concepción, bij Santiago, nam hij in 1714 vijf planten van de zogeheten Chileense witte aardbei mee om ze te kweken in zijn tuin in het Bretoense Plougastel, bij Brest. Maar zonder succes. Frézier had namelijk van de tweehuizige Fragaria chiloensis, de wetenschappelijke naam van de Chileense witte aardbei, uitsluitend vrouwelijke planten meegebracht. Pech. Gelukkig kon een vriend-aardbeienexpert ze bevruchten met de tweeslachtige bloemen van de scharlakenaardbei uit Virginia (Fragaria virginiana) uit zijn tuin. Vanaf dan at Frézier met smaak van zijn eigen oogst, een kruising dus van twee Amerikaanse rassen.

 

Na 1750 veroverde die kruising vanuit Bretagne Parijs, Londen, Duitsland … Alle Europese aardbeienrassen die vandaag worden geteeld zijn uit die ene ontstaan. Ook de toppers uit Wépion dus. Ruim 100 jaar later onttroonden zij definitief hun voorgangers, de nederige bosaardbeien.