Koning Albert I en Kuifje reden Belgisch. Uiteraard.

17/03/2021

De eerste helft van de 20e eeuw pronkte België met enkele internationaal bekende automerken: Minerva, Excelsior en Imperia. Licht, betaalbaar, degelijk, goede wegligging, soepel, fraai, comfortabel, sportief, luxe … kwaliteit voor elk wat wils.

 

Minerva

Minerva beet de spits af. De Romeinse beschermgodin van de kunsten leende in 1897 haar naam aan een fietsmerk opgericht in Antwerpen door de Nederlander Sylvain de Jong. In 1899 produceerde hij de eerste motorfietsen. Op de Antwerpse Auto- en Fietsententoonstelling trok de eerste experimentele Minerva-auto de aandacht, die leek op de Franse Panhard. De echte productie startte in 1904 en de export was vooral bestemd voor Engeland en later ook de VS. Met 3.000 exemplaren per jaar kort voor WO I, een absoluut hoogtepunt, was Minerva de grootste autoproducent van België. Koning Albert I schafte zich een luxueus exemplaar aan. Met de economische crisis vanaf de jaren 1930 kwam de klad erin. In 1935 ging het merk over in handen van de Imperia-Excelsior groep van Mathieu van Roggen, Nederlandse ingenieur.

 

Excelsior

Zowat gelijktijdig met Minerva in Antwerpen verliet in 1904 een lichte maar dure auto fabriek Compagnie Nationale Excelsior van Arthur De Coninck in Brussel, die later naar Zaventem verhuisde. Ook op dit merk was de Belgische koninklijke familie tuk. Na WO I echter raakte Excelsior in zwaar weer: de Duitsers hadden in 1918 alle machines meegenomen. De stijgende import van Amerikaanse auto’s was de genadeslag. In 1927 nam Mathieu van Roggen ook Excelsior over.

 

Imperia

In 1906 kreeg Adrien Piedbœuf de smaak te pakken voor motoren en auto’s. Eerst in een garage in Luik, maar de verkoopcijfers van zijn Imperia dwongen hem algauw uit te wijken naar een ruime fabriek, in Nessonvaux. Imperia, genoemd naar het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie van Karel de Grote met hoofdstad Aken, waar Adrien was opgegroeid. Als embleem koos hij trouwens diens kroon. Het waren gouden jaren. De sportwagens van Imperia regen de overwinningen aaneen op de 24 uur van Francorchamps en de rally van Monte Carlo, tot aan WO I. De ons al bekende Mathieu van Roggen liet al in 1923 zijn oog vallen op Imperia en luidde een nieuwe bloeiperiode in tot in 1949 ook deze fabriek de deuren sloot.

 

Twee leuke weetjes over Imperia?
De Vesder aan de ene en de heuvels aan de andere kant zaten de uitbreiding met een testcircuit in Nessonvaux in de weg. Dus werd er in 1929 maar tussen de zadeldaken boven op de fabriek een 800 m lange omloop aangelegd. Een unicum, op een Fiat-fabriek in Turijn na. Jammer dat meer dan de helft is afgebroken; alleen de 19e-eeuwse gevel met de neogotische kantelen staat onder monumentenzorg. Merk ook de watertoren in een van de bochten van het circuit op. Enkele oldtimers kan je gaan bewonderen in het nabijgelegen museum. Wel opletten dat je onderweg niet wordt overhoopgereden door Kuifje in zijn Imperia Mésange uit het album De Krab met de Gulden Scharen. Hoewel, is die niet weggetakeld? Hergé heeft er zelf een jaar mee rondgetoerd.