Brusselse Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen: parel van architectuur

26/10/2022

Deze monumentale, overdekte voetgangersstraat fungeert als doorsteek, of ‘passage’, tussen twee hoofdstraten in hartje Brussel. Van meet af aan sierden luxueuze winkelpanden de benedenverdieping. Soortgelijke galerijen waren vitrines van de moderne tijd.

Als de verre voorlopers van de 19e-eeuwse galerijen kunnen de overdekte straten van de Romeinse markten en de oosterse bazaars worden beschouwd. De rechtstreekse oorsprong vinden we terug in een stenen overdekte promenade annex winkelstraat in Parijs uit eind 18e-begin 19e eeuw.

Na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 kwamen de industrie en de handel op. Onder impuls van de burgerij veranderde het centrum van Brussel in een drukke winkelzone. In 1836 vatte de toen 25-jarige architect Jan Pieter Cluysenaar het idee op om de Grasmarkt via een galerij te verbinden met de Warmoesberg. Eerst moest de doolhof met onder meer de Sint-Hubertusstraat en tal van gore steegjes met een slechte naam verdwijnen door onteigeningen en afbraak. De administratieve en financiële afwikkeling van het project nam liefst negen jaar in beslag. Getroffen eigenaars gingen hevig tekeer. Soms liep het protest zelfs uit op een regelrecht drama. Zo sneed een kapper zich met zijn scheermes liever de hals over dan zelf te vertrekken, toen het huis van zijn twee buren werd gesloopt.

Van sloppenwijk tot veelzijdige luxegalerijen

Maar Cluysenaar zette door. Hij wist koning Leopold I ervan te overtuigen dat zijn creatie de welvaart van het jonge België symboliseerde. Brussel pronkte met zijn Warandepark, de Koningsstraat en de fraaie buitenwijken in de bovenstad, maar qua prestige stak het centrum in de benedenstad daar schril tegen af. Cluysenaars argumentatie viel niet in dovemansoren.

Op 6 mei 1846 legde Leopold I, in het bijzijn van gemalin en kinderen, tijdens een feestelijke ceremonie de eerste steen. Op 20 juni 1847 al mocht hij terugkomen om deze parel van architectuur plechtig in te wijden. Als eerbetoon aan hem werd de oorspronkelijke naam Sint-Hubertuspassage, ontleend aan de vroegere Sint-Hubertusstraat op die plek, herdoopt tot Koningsgalerij, Koninginnegalerij en Prinsengalerij. In 1965 ten slotte ging het geheel Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen heten.

Medio 19e eeuw waren de Sint-Hubertusgalerijen de langste, hoogste en fraaiste winkelgalerij ter wereld, met de grootste lichtinval door het enorme glazen dak van 200 m lang. Ze zijn verdeeld in zes niveaus: kelder, begane grond met luxewinkels, tussenverdieping, twee verdiepingen met appartementen en een zolderverdieping verborgen achter de glazen overkoepeling. Let op de marmeren benedenmuur, de in koper omlijste etalages, de gietijzeren huisnummers … goud, rood en zwart in overvloed. Neorenaissance en neoclassicisme hebben de overhand.

Naast de overwegend commerciële functie zijn de galerijen nog altijd een oord van bruisend cultureel en uitgaansleven, met theaters, bioscopen, balzalen, een krantenredactie, een literair trefpunt … Nog altijd pronken er theaters, een bioscoop en een boekenwinkel naast luxehandelszaken, chocolatiers, cafés en restaurants.

Te koesteren erfgoed.