Belgische kwaliteitswijnen? Daarvan moeten alleen de Belgen nog worden overtuigd

03/10/2017

Of de Romeinen bij ons al wijn verbouwden, is niet met zekerheid bekend. Wel dat middeleeuwse kloosters en kasteelheren hun eigen wijn hadden. Het klimaat was er geschikt voor. Tot het in de 17e eeuw sterk begon af te koelen, het begin van de zogenoemde ‘kleine ijstijd’. De bevroren wijngaarden werden gerooid en gebruikt om andere gewassen te telen. De brouwkunst had voor een goed en goedkoop alternatief voor wijn gezorgd, en de eerste zorg was de groeiende bevolking te kunnen voeden. Waarom onzekere druiven aanplanten en drie jaar wachten, terwijl men het volgende jaar al oogsten kan, was de redenering. Alleen de bestgelegen wijngaarden overleefden deze periode, al de andere verdwenen.

Na die ‘kleine ijstijd’ brak opnieuw een gunstigere, lees warmere, periode voor de wijnbouw in onze streken aan. Toen kwam Napoleon. Hij kreeg er geregeld - onterecht - de schuld van de wijnstokken te laten rooien, zodat de boeren aardappelen, wortelen … moesten verbouwen om zijn soldaten en cavalariepaarden te kunnen voeden. Maar de ware dader van de teloorgang werd ontmaskerd: de Tambora.

In april 1815 vloog de top van de vulkaan Tambora op het Nederlands-Indische eiland Soembawa de lucht in. De uitbarsting was enorm krachtig, duurde drie maanden, eiste honderdduizenden mensenlevens, rechtstreeks of door hongersnood na misoogsten. De effecten waren wereldwijd zo groot dat men spreekt van ‘1815, het jaar zonder zomer’. Hier daalde de temperatuur met ongeveer 3°C. In de winter van 1815-1816 was de invloed op de temperatuur nog groter. Het is door deze vreselijk koude winter dat de wijnbouw uit onze regionen volledig verdween. Niemand dacht aan de heraanplant van wijngaarden. De hongersnood die Europa in de zomer van 1816 trof zorgde ervoor dat alle beschikbare grond voor voedsel gebruikt werd.

Pas in de jaren ’60 van de 20e eeuw maakte de wijnbouw bij ons zijn echte comeback. 20 jaar geleden is het Hageland als eerste wijnregio erkend in ons land. Wijnmakers uit die regio kunnen een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) aanvragen. Sindsdien kregen ook het Heuvelland, Haspengouw en de Côtes de Sambre et Meuse zo'n BOB. Momenteel is een aanvraag bezig voor de Maasvallei aan de grens met Nederland. Ook wijn die buiten die regio's wordt verbouwd, kan een erkenning krijgen, want naast die beschermde oorsprongsbenaming is er een beschermde geografische aanduiding (BGA). De labels ‘Vlaamse landwijn’ voor wijn uit Vlaanderen en Vins de Pays de Jardins de Wallonie voor wijn uit Wallonië zijn daar voorbeelden van. De titel ‘Vlaamse landwijn’ kan overigens nog aangevuld worden met een locatieaanduiding zoals ‘uit de Vlaamse Ardennen’, ‘uit de kuststreek’ of ‘uit het Waasland’ bijvoorbeeld. Het verschil tussen een BOB en een BGA heeft te maken met de verbondenheid met de regio. En daar is specifieke regelgeving voor. Alle druiven die voor een BOB-wijn worden gebruikt, moeten bijvoorbeeld uit dezelfde regio afkomstig zijn. Bij een BGA-wijn moet dat maar voor 85% van de druiven.