In de Tweede Wereldoorlog bracht de Belgische socioloog Victor Martin, in 1912 geboren in Blaton, als eerste van een missie naar bezet Polen betrouwbare informatie mee terug over het lot van naar Duitsland gedeporteerde Joden en de werking van het concentratiekamp Auschwitz.
Als verzetsman en wetende dat zijn uitstekende kennis van het Duits een troef was, had hij zich opgegeven voor een geheime missie naar vijandelijk gebied. Zijn voorstel werd aanvaard: op verzoek van Ghert Jospa, de oprichter van het Joodse Verdedigingscomité, werd hij naar Opper-Silezië gestuurd om uit te zoeken welk lot de uit België gedeporteerde Joden wachtte. Hij bereidde zogezegd een project over gedragsverschillen tussen sociale klassen voor. De bezetter ging akkoord en van de politie in Keulen mocht hij van 4 tot 20 februari 1943 reizen tussen Frankfurt, Berlijn en Breslau. In Breslau nam hij, zonder toestemming, de trein naar Sosnowitz, waar hij ontdekte in welke hel de Joden in het getto leefden. Joden die in buitencommando’s van het kamp Auschwitz hadden gewerkt, bevestigden hem dat de mannen in het kamp werden afgebeuld en dat de vrouwen en kinderen werden gedood en verbrand. Vandaar trok Victor Martin verder naar Katowice, waar hij toevallig Franse arbeiders ontmoette die voor het bedrijf IG-Farben aan de fabriek Buna-Monowitz aan het bouwen waren. Zij bevestigden hem dat de vrouwen en kinderen bij aankomst werden omgebracht, maar ze wisten niet hoe.
Terug in Brussel stelde Victor Martin een rapport op voor zijn vrienden bij het Onafhankelijkheidsfront, die het resultaat van zijn speurwerk naar Londen stuurden. Zijn informatie ging rond in België en zette de Joden ertoe aan hun kinderen te laten onderduiken en op de vlucht te slaan.