Isala Van Diest wordt in 1842 in Leuven geboren, in een gezin uit de hoge burgerij van het piepjonge België. Haar ouders houden er moderne opvattingen op na en geven hun zoon en zijn zes zussen dezelfde opvoeding. Haar vader is arts en verloskundige terwijl haar moeder nauwe contacten onderhoudt met progressieve feministische kringen in Engeland.
Wanneer haar vader overlijdt, besluit ze zijn praktijk over te nemen en de geneeskunde uit te oefenen. Deze beslissing komt er niet in een opwelling maar is ingegeven door een echte roeping. Maar eerst moet ze vastberaden, moedig en koppig tal van obstakels overwinnen en hardnekkige vooroordelen uit de weg ruimen. Eerste probleem: om praktijk te houden is een diploma vereist, maar je wordt alleen tot de medische faculteit toegelaten als je Latijn-Grieks hebt gedaan. Een opleiding waar in die tijd meisjes niet voor in aanmerking komen. Toch niet in België, wel in Zwitserland. Niet erg. Dan loopt ze maar middelbare school in Bern. In 1879 behaalt ze haar diploma geneeskunde in Bern en wordt ze de eerste vrouwelijke academica in België. Met die kostbare bul op zak gaat ze enkele maanden in een Brits vrouwenziekenhuis werken (in Groot-Brittannië waren al veel vrouwelijke artsen) maar in 1882 besluit ze terug te keren naar haar vaderland om er een artsenpraktijk te openen. Er wacht haar een tegenvaller: ze krijgt te horen dat ze zich met haar Zwitserse diploma hier niet als arts mag vestigen. Aangezien de Université Libre de Belgique sinds 1880 vrouwen toelaat, schrijft ze zich daar in. Men is er de vrouwelijke studenten echter niet welgezind. Ze moet via een geheime deur naar de aula om niet bespot of zelfs met stenen bekogeld te worden door haar mannelijke medestudenten.
In 1883 studeert ze uiteindelijk af als dokter in de genees-, heel- en verloskunde. Aanvankelijk werkt ze als arts in de Refuge, een opvangtehuis voor ex-prostituees in Brussel. Tegelijk blijft ze zich inzetten voor vrouwenrechten. In 1886 opent ze uiteindelijk haar eigen dokterspraktijk, vooral om vrouwen en kinderen te behandelen. Ze blijft in het vak tot in 1902, wanneer ze door oogproblemen haar beroepsactiviteiten moet stopzetten. Ze verhuist naar Knokke, waar ze verblijft tot aan haar dood, in 1916.
In 2011 geeft de Nationale Bank van België ter gelegenheid van 100 jaar Internationale Vrouwendag een herdenkingsmunt van 2 euro uit waar haar beeltenis, samen met die van Marie Popelin, de eerste Belgische advocate, op staat.
Photo Domaine Public