Raoul Warocqué (geboren op 4 februari 1870 in Brussel en aldaar gestorven op 28 mei 1917) is een zakenman uit een familie van grote Belgische steenkoolmagnaten sinds begin 19e eeuw. Hij belichaamt de maatschappelijke en filantropische strekking, soms afgedaan als paternalistisch, van bepaalde werkgevers uit die tijd.
Op 10-jarige leeftijd verliest Raoul zijn vader en wanneer hij meerderjarig wordt, beheert hij een aanzienlijk fortuin, de vrucht van het zwoegen van honderden kolenputters. Hij beslist zijn activiteiten uit te breiden naar andere koolmijnen: Courcelles-Nord, Ressaix en Grand-Hornu. Maar hij was meer dan een industrieel, hij was ook een filantroop die scholing van de volksklassen belangrijk vond.
In een brief van 22 november 1901 schrijft Raoul Warocqué, toenmalig burgemeester van Morlanwelz: ‘Verbluft dat de arbeiders zo weinig bijleren in de ateliers en slechte gewoontes kweken in de fabrieken, meenden wij dat wij dat enigszins zouden kunnen verhelpen door aan jongens een beroepsopleiding te verstrekken. Wij hebben dat plan in praktijk gebracht en, sinds 1 juni, organiseren we in Morlanwelz cursussen fijnafstelling en houtbewerking … Het is best mogelijk dat we die cursussen zo nodig ook in andere vakken gaan introduceren … Om toegelaten te worden tot de cursus moet men 13 à 16 jaar oud zijn, zijn lagere school hebben afgemaakt en twintig frank toegangsgeld betalen. Leerjongens wier ouders in de gemeente wonen of verbonden zijn aan de koolmijnen van Mariemont en Bascoup krijgen 50% korting.’
Als liberaal zit hij in de oppositie. Hij sticht meerdere instellingen voor onderwijs, sociale bijstand of liefdadigheid. Begin jaren 1890 willen Ernest Solvay en Paul Héger in het Leopoldpark een wetenschapscomplex uitbouwen. Ze stellen de jonge industrieel voor mee op de kar te springen en in 1893 financiert deze voor de Université libre de Bruxelles (ULB) de bouw van het Instituut voor Anatomie en Histologie, dat over alle noodzakelijke apparatuur beschikt voor het praktijkwerk. Raoul Warocqué zal zijn leven lang de Brusselse universiteit financieel blijven steunen.
Begin vorige eeuw overwogen enkele ‘rechtschapen en vrije’ mannen uit Le Centre, het onderwijsbeleid van de katholieke regering die in België sinds 1884 aan de macht was beu, in de streek een lekenschool voor middelbaar onderwijs op te richten. Ze stelden immers vast dat velen onder hen genoodzaakt waren hun kinderen naar het Institut Saint-Joseph te sturen, ‘omdat er niks anders was’. ‘Al die kinderen’, zeiden ze, ‘zijn verwikkeld in een heftige strijd tegen hun rede en gevoeligheid. Hoewel de rede het vaak haalt en de religieuze mythe hun niet meer dan een of andere legende lijkt, klopt het evenzeer dat er altijd een strijd aan de gang is waar zij verzwakt en terneergedrukt uitkomen.’
Raoul Warocqué, verwoed reiziger en bedachtzaam verzamelaar, schenkt bij zijn overlijden zijn bezittingen in Morlanwelz aan de Belgische staat. Later werd dat het domein van Mariemont, waar na de brand een modern gebouw verrees dat de gevarieerde collectie van de Waalse mecenas huisvestte: het Koninklijk Museum van Mariemont. Tot de kunstschatten behoort een rijke en unieke verzameling Doorniks porselein, een belangrijke verzameling voorwerpen uit China, Griekse vazen en standbeelden maar eveneens kostbare banden en boeken. U komt meer over dit museum te weten op: http://www.musee-mariemont.be.