‘Deze romanschrijfster, die meer dan één strijd voor de vrouwenzaak heeft gestreden, was een getuige van haar tijd, door telkens weer met een diepmenselijke blik naar haar tijdgenoten te kijken.’ (Audrey Azoulay)
Françoise Mallet-Joris, pseudoniem van Françoise Lilar, werd op 6 juli 1930 geboren in Antwerpen, in een advocatengezin. Haar vader, Albert Lilar, was jarenlang Belgisch minister van Justitie. Haar moeder, Suzanne, was advocate, een van de eersten in België, en ook schrijfster, onder meer van het schitterende Journal de l’Analogiste (1954) en van Le Malentendu du Deuxième Sexe (1969), waarin ze het essay van Simonne de Beauvoir weerlegde.
Françoise Mallet was net 21 geworden. Haar debuutroman, Le Rempart des Béguines, in 1951 verschenen bij René Julliard, drie jaar voor hij Françoise Sagan ontdekte, verwekte voor die tijd nogal wat opschudding. In een mistige en kille Vlaamse stad is een jonge vrouw de minnares van een oudere man en heeft ze een relatie met diens dochter.
Het boek werd meteen opgemerkt. Voor de schrijfster, de jonge Françoise Lilar, algauw bekend als Mallet-Joris, het startpunt van een lange literaire carrière met een dertigtal titels. Ze publiceerde bij prestigieuze uitgeverijen (Julliard, Grasset, Gallimard, Flammarion ...) en stapelde prijzen en onderscheidingen op.
In 1956 kreeg ze de Librairesprijs voor Les mensonges, in 1958 de Feminaprijs voor L’Empire Celeste, in 1963 de René-Julliardprijs voor Lettre à moi-même, in 1964 de Monacoprijs voor de biografie Marie Mancini, le premier amour de Louis XIV. Zij schreef ook teksten voor de zangeres Marie-Paule Belle.
Van 1969 tot 1971 was ze lid van het comité van de Feminaprijs. In november 1971 werd ze unaniem opgenomen in de Académie Goncourt, waar ze aanbleef tot 2011, toen ze om gezondheidsreden opstapte. Haar laatste roman, Ni vous sans moi, ni moi sans vous, verscheen in 2007 bij Grasset.
Françoise Mallet-Joris overleed op zaterdag 13 augustus 2016 op 86 jarige-leeftijd, in Bry-sur-Marne (Franse departement Val-de-Marne).