Garnaalvissen te paard: uniek UNESCO-Immaterieel Werelderfgoed

01/06/2021

Eeuwenlang al zijn mens en boerenpaard op elkaar ingespeeld om garnalen uit de Noordzee aan land te brengen. Maar alleen in Oostduinkerke leeft deze traditie voort.

 

Vroeger woonden er IJslandvaarders, elk met een paard, in kleine huisjes van de cisterciënzerabdij O.-L.-V. Ten Duinen van Koksijde langs de kust. Zes maanden per jaar gingen ze op kabeljauw vissen in IJsland, de zes overige maanden bleven ze thuis. Hun vangst betaalden ze als huur aan de abdij. Later kwamen de zogeheten duinenboertjes, die vooral garnalen vingen voor het eigen gezin en de buren. Het aantal paardenvissers schommelde door de eeuwen heen. Momenteel blijven er een tiental over, in familietraditie.

 

Zowel de kledij als het materiaal van de garnaalvissers veranderde ingrijpend. De zware oliejekker is ingeruild voor licht geel nylon – alleen de zuidwester wordt nog bovengehaald voor demonstraties. Niet meer de maan maar de getijdentabellen vertellen wat het ideale tijdstip is. Het ongeveer 7 m brede net, gemaakt van sterk en duurzaam nylon, wordt door twee zijdelingse planken, opengehouden. Een ketting sleept over het zand en vlotters laten de bovenzijde van het net drijven.

En waarom Oostduinkerke? Wel, omdat de kustlijn er een lichte bocht maakt, wat zorgt voor extra zandaanwinst. Vijf zandbanken wisselen er af met vijf lagunes, met warmer water. Daar leggen de garnalen hun eitjes in en de jonge garnalen worden terug naar de kustwateren gespoeld. Tot vreugde van de vissers, kijklustigen en gastronomen.t