Wind je niet op, het was maar om te zwanzen!

08/12/2021

In Brussel betekent zwanze fopperij, meestal van het zware soort, die de goedgelovigheid van het slachtoffer misbruikt om de toehoorders te doen schateren. Zwanzeur én kind van de rekening zijn erbij betrokken.

Vertaal het niet door ‘grap’, da’s te licht uitgedrukt. Zwanze is heel wat meer, er zijn verbeelding, grove spot, absurditeit, lef mee gemoeid. Een heerlijke mix van baldadige humor en hilariteit. De uitdrukking monter un bateau komt aardig in de buurt.

 

Hier een voorbeeld van zwanze, soort van hetzelfde laken een broek, opgetekend in een boek over Brusselse folklore van Louis Quiévreux. Hij vertelt er over een vrolijke kwant bekend om zijn vele zwanzes, die een put laat graven op zijn grond. Op een ochtend komt er een scherpe petroleumgeur uit. Voor duizend frank graaft men zijn put dieper uit en dan merkt hij door grotere zwanzers dan hijzelf (die er een emmer stookolie in hadden gegoten) gezwansd te zijn!

 

De Belgische grammaticus A. Goosse denkt dat zwanze van het Nederlandse zwans (lul, mannelijk lid) komt. Het woord zou dus een soortgelijke evolutie hebben doorgemaakt als couillonade of connerie.