33 trotse Belgische belforten op UNESCO-Werelderfgoedlijst

13/08/2019

In de 11e eeuw had het leenstelsel zijn beste tijd gehad. De steden daarentegen kwamen sterk op. Met hun economische slagkracht kochten ze van de heren verregaande bestuurlijke autonomie af. Die kreeg haar beslag in een officiële keure, met een opsomming van de voorrechten of de vrijheden.

Een keure was uiteraard een document van onschatbare waarde, dat je liefst veilig wilde opbergen. Dat leidde tot het ontstaan van de eerste belforten. Naast ‘brandkast’ voor de keure en de stadskas fungeerden ze als vergaderlokaal voor de magistraten die het bestuur waarnamen, de schepenen dus. Maar ook als wachttoren, om uit te kijken naar allerlei gevaren als brand of een vijandelijke aanval. Of om de werkdag netjes te ordenen. Dus hingen er in de toren een noodklok en een arbeidsklok, deze laatste de verre voorloper van onze moderne prikklok, zeg maar. Later kwam er een veelvoud van klokken bij, wat uiteindelijk uitgroeide tot de feestelijke beiaard. De gewelfde kelder was meestal een wapenmagazijn of gevangenis en ook de huisbewaarder, of soms de beul, woonde in het belfort.

Ze zijn in allerlei stijlen gebouwd: van romaans, gotisch, over renaissance en barok tot een mengeling van art deco en modernisme toe, naar gelang van de smaak van de tijd. Je vindt ze vrijstaand op een marktplein, aangebouwd tegen of centraal in een lakenhalle of stadhuis. Vlaanderen was het kerngebied, maar ook Henegouwen, Namen kunnen pronken met schitterende belforten.