Willem Elsschot, uniek in de Nederlandse letterkunde
Dichter, romancier met een ijzersterk plastisch vermogen, briljant stilist, humorist en zakenman. Zijn uniciteit schuilt in de merkwaardige inhoud van zijn werk, zijn eigen visie en persoonlijke stijl.
Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons De Ridder, laat zich niet bij een groep indelen. Hij behoort niet tot een bepaalde generatie, maar verschillende generaties en tijdschriften vinden in zijn persoonlijkheid een voorbeeld en een vertegenwoordiger. In korte romans schreef hij de nauwelijks verhulde realiteit neer van eigen jeugd, gezin, familie, vriendenkring en arbeidsmilieu. Ze boeien door hun nauwkeurige waarneming en gevoel van solidariteit. Hij vertolkte het standpunt van de burgerman die met ironie, maar meestal met een teder en kwetsbaar cynisme gadeslaat en optreedt. Elsschot hanteerde voorts een afgeborstelde stijl, waarin al het overtollige, het literaire en het gevoelige woord is overboord gegooid.
Debuteren deed Willem Elsschot als dichter. Intimistische gedichten, vooral over de moeder-figuur, zoals Aan mijn moeder (1904) en Moeder (1907). Uniek is het ontroerende beeld dat hij van haar ophangt, de manier waarop hij haar voorstelt als een zorgzame, toegewijde en liefdevolle vrouw. Altijd gaan zijn gedachten naar haar bij haar dood. Het verlies van zulk een dierbaar wezen is hem te machtig. Verzen van vroeger (1934) en het uitgebreide en herdrukte Verzen (1943) bundelen zijn huiselijke, sociale en politieke poëzie, 22 gedichten in totaal.
In 1904 studeerde hij af als licentiaat Handels- en Consulaire Wetenschappen en daarna werkte hij op handelskantoren in Antwerpen, Parijs en Rotterdam. Zijn debuutroman Villa des Roses (1913), verfilmd in 2001, evoceert zijn verblijf in het gelijknamige pension in de rue d’Armaillé, toen hij in Parijs bij een Zuid-Amerikaans zakenman in dienst was. In 1911 richtte hij met twee vrienden in Brussel het Revue Continentale Illustrée op. Die ervaring inspireerde hem tot zijn zakelijke roman en belichaming van het reclamevak, Lijmen (1924), volgens vele critici zijn meesterwerk. Hier heet het blad Het Algemeen Wereldtijdschrift. Voor het eerst treden daar twee figuren op die in later werk ook voorkomen: de schuchtere idealist en dichterlijke gevoelsmens Frans Laarmans, de tegenhanger van de gehaaide geldwolf en geniale bedrieger Boorman. Ook het bekende Kaas (1933) speelt zich af in die sfeer. Vermeldenswaard zijn voorts Tsjip (1934), een lofzang op het grootvaderschap en een lyrisch prozagedicht op de familiale eenheid en de bloedverwantschap, en Het dwaallicht (1946), een staalkaart van wisselende gevoelens en gedachten als mededogen, ironie, kritiek, verwachting, mensenkennis, erotiek, zelfspot, misverstand, teleurstelling, hoop, verbittering, levenswijsheid, idealisme, berusting en vooral melancholie. Een van zijn beste scheppingen.
Willem Elsschot is vertaald in het Afrikaans, Deens, Duits, Engels, Esperanto, Frans, Fries, Grieks, Hongaars, Italiaans, Maleis, Roemeens, Russisch, Spaans en Tsjechisch.
.
.