Rik Wouters, kleurenwerveling en levensechte houdingen
Hendrik Wouters, beschouwd als de meester van het Brabantse fauvisme, stapelt de talenten op. Schilder, beeldhouwer, tekenaar, etser en aquarellist, één van de opmerkelijkste en door zijn landgenoten meest geliefde Belgische kunstenaars van begin 20e eeuw. Zijn oeuvre, ons nagelaten op net geen 34-jarige leeftijd, is een van de mooiste odes aan het leven en de liefde.
Hij wordt in 1882 in Mechelen geboren, als zoon van een houtsnijder. In zijn vaders atelier leert hij het ambacht, voor hij naar de Mechelse Academie voor Schone Kunsten gaat. In 1900 schrijft hij zich in aan de Academie van Brussel, meer bepaald voor de cursus ‘beeldhouwen naar de natuur’, van Charles Van der Stappen. In deze periode komt de jonge kunstenaar nog inspiratie tekort en zit hij gevangen in het keurslijf van de Academie en in de allegorische thema’s van haar wedstrijden.
Op 22 jaar ontmoet hij de vrouw van zijn leven, Hélène Duerinckx, zijn ‘Nel’, die zowel zijn echtgenote, geliefkoosde model als muze wordt. Omdat zijn echtgenote aan tuberculose lijdt, besluit het paar zich in het toen nog landelijke zuiden van de hoofdstad te vestigen. Maar door geldgebrek kunnen ze daar niet lang blijven en trekken ze in het ouderlijk huis in Mechelen in. Onder druk presteert Rik niet veel zaaks in die periode.
In 1907 komt het paar in Bosvoorde wonen, waar het tot aan de oorlog verblijft, meer bepaald in de Bezemhoek, aan de zoom van het Zoniënwoud. Daar beleven Rik en zijn vrouw hun gelukkigste jaren en bereikt hij zijn artistieke hoogtepunt. Hij wijdt zich vooral aan de schilderkunst en zijn levensgeluk straalt af op zijn oeuvre, een hulde aan de vreugde en een uitbarsting van kleuren, gebruikt voor alledaagse scènes en om het leven in het bos te penselen, dat hij vanuit zijn raam kan gadeslaan.
Tijdens zijn reis van 1912 naar Parijs ontdekt Wouters uiteindelijk het palet van Cézanne. Met genoegen ziet hij de impressionistische landschappen van Monet terug, de vleeskleurige vrouwen van Renoir en de kleurenexplosie van Matisse, allemaal schilders die zijn kleurweergave hebben beïnvloed. Bovendien ontdekt hij Degas, Sisley, Picasso, Greco en Goya, die zullen bijdragen aan zijn artistieke universum.
In 1912 ook maakt hij zijn verrassendste beeld, door de bezieling die ervan uitgaat: Het Zotte Geweld ook bekend als De Dwaze Maagd, een soort vliegende bacchante die een dwaze dans inzet. In 1913 buit hij met meer lef de contrasten uit tussen rode en groene kleuren; zijn roofdieren vroegen er gewoon om.
Vlak voor de oorlog moet de artiest onder de wapens. Als militair wordt hij geconfronteerd met de terreur, dood en vernieling in België en belandt hij uiteindelijk in een interneringskamp in Amersfoort, in Nederland. Daar ontvlucht hij al die tijd de gruwel van de barbarij, door schilderijen en aquarellen te maken. Hij krijgt kaakbeenkanker en omdat zijn gezondheid snel achteruitgaat, wordt hij vrijgelaten en gaat hij met Nel in Amsterdam wonen. Daar sterft hij op 11 juli 1916, op 33 jaar, nadat hij nog enkele meesterwerken heeft gemaakt.
© Foto's: Stad Mechelen – Musea & Erfgoed