Rasverteller Ernest Claes putte uit eigen ervaringen
Vaak vereenzelvigd en verengd tot zijn De Witte, het rakkersboek waarmee hij na WO I razend populair werd. Maar hij leverde wel degelijk het bewijs in staat te zijn tot indringende psychoanalytische schetsen.
In 1885 zag Ernest Claes het levenslicht in een eenvoudig kroostrijk boerengezin in het Vlaams-Brabantse dorp Zichem. Zorgen en vrees voor armoede en ziekte bepaalden zijn kinderjaren. Zijn prille jeugd vormde zijn persoonlijkheid en legde de basis voor zijn latere schrijverschap. Tijdens zijn studie Germaanse filologie aan de universiteit van Leuven liet hij zich door vrienden overhalen om zijn en andermans guitenstreken en de belevenissen, toestanden en gebeurtenissen uit zijn geboortedorp te publiceren in het studentenblad Ons Leven. Het was 1908, toen hij zijn eerste schetsen over de Witte neerpende. Na WO I verschenen ze in de serie Wereldbibliotheek, aangevuld met extra hoofdstukken. In 1920 was zijn eerste grote en bekendste boek, De Witte, een feit.
De Witte is deels autobiografisch, deels de neerslag van wat zijn broers, schoolmakkers en anderen hebben meegemaakt en deels louter fictief. Claes wilde het leven van ‘de bengel’ van alle tijden en overal beschrijven, waarin ieder van ons onbewust iets uit zijn eigen jeugd herkent, ongeacht of het al dan niet echt gebeurd is. En dat deed hij met humor, genegenheid en vertedering voor zijn streek, het landschap, de schamele mensen, de volkse typen en hun levensstijl in een gesloten landelijk milieu. De kritiek dat het boek louter een opeenstapeling is van anekdotische kwajongensstreken, gebed in een eng dorps decor, counterde hij met het argument dat het de manier is van de universele deugniet om zich te verweren tegen de grotemensenwereld. ‘Terwijl wij lachen om wat hij doet, schreit de jongen zelf, is hij boos en verbitterd’, stelde hij. Woordkunst of zuivere stijl zijn daarbij niet relevant, wel authenticiteit. Met de obligate zinswendingen en dialectwoorden en -uitdrukkingen uit de volksmond.
De Witte, al aan meer dan 100 herdrukken toe, leidde vele levens, waarvan de bekendste in de gelijknamige bioscoopfilms (1934 en 1980) en in het ongemeen populaire,Wij heren van Zichem (1969-1971, een absoluut kijkcijferkanon. Dit tv-feuilleton is een vakkundige compilatie van ruim tien van de vijftigtal werken die Claes heeft geschreven. Ook ander werk van hem werd verfilmd.
Ernest Claes heeft wel degelijk blijk gegeven van diepgang in zijn literatuur en zijn thematiek verruimd. Denk aan onder meer Clementine (1940), de uitwerking van een pathologisch geldzuchtige vrouw, Jeunesse (1940), een ode aan zijn bijna volledig verdwenen land, Daar is een mens verdronken (1950) over het gevoelsklimaat in WO I of Floere het fluwijn (1951), waarin hij zich identificeert met de steenmarter die net zoals hij voor zijn bestaan vecht.
Ernest Claes werd vertaald in het Afrikaans, Deens, Duits, Engels, Frans, Grieks, Hebreeuws, Hindi, Russisch, Slovaaks, Sloveens, Spaans, Tsjechisch, Turks en Zweeds.
Foto © Ga HetNa (Nationaal Archief NL) / Wikipedia Dutch