Georges Simenon, de man die commissaris Maigret schiep
Simenon was een uiterst productieve romanschrijver: aan hem danken we 193 romans, 158 novellen, verschillende autobiografische werken en tal van artikelen en reportages gepubliceerd onder zijn eigen naam, en daarnaast 176 romans, tientallen novellen, contes galants en artikelen die verschenen zijn onder zevenentwintig verschillende pseudoniemen. Hij is de meest gelezen Belgische schrijver ter wereld. Van zijn boeken zijn in totaal 550 miljoen exemplaren verkocht, hij is de derde Franstalige schrijver na Jules Verne en Alexandre Dumas en de meest vertaalde Belgische auteur wereldwijd.
Georges Simenon werd in Luik geboren, op vrijdag 13 februari 1903; zijn vader, Désiré Simenon, was boekhouder en diens echtgenote Henriette Brüll was verkoopster in het grootwarenhuis "Innovation". Zijn dominante moeder zou al snel het hele gezin een bepaalde levensstijl opleggen: gekweld door geldgebrek en ontgoocheld in het loon van Désiré, nam zij het initiatief om kostgangers in huis te nemen. Bijgevolg woonde Georges al vanaf heel jonge leeftijd samen met huurders, vooral buitenlandse studenten. Dit opende voor de jonge Georges een buitengewoon venster op de wereld en dat is te merken aan heel wat van zijn romans, zoals "Pedigree", "Le Locataire" of "Ongestrafte misdaad".
Als kind ging hij naar katholieke scholen, eerst naar het Institut St-André vlak bij huis, later naar een school van de Broeders van de Christelijke Scholen. Op achtjarige leeftijd maakte hij zijn debuut als misdienaar in de kapel van Hôpital de Bavière, een ervaring die hij later zou gebruiken in "Maigret en de zaak St. Fiacre" en "Maigret en de misdienaar". In het zesde leerjaar, in september 1914, ging hij naar het collège Saint-Louis en toen al, amper twaalf jaar oud, besloot hij om zijn leven aan de roman te wijden. Het jaar daarop ging hij naar een ander jezuïetencollege in Luik, het collège Saint-Servais, dat voorbereidde op wetenschappen en letteren en waar hij drie jaar school liep. Op een dag in 1916 riep de huisdokter van het gezin Simenon de jonge Georges bij zich en vertelde hem dat zijn vader niet lang meer te leven had en dat hij zou moeten stoppen met school en gaan werken. In juni 1918 besliste hij om zijn studies voorgoed stop te zetten, hij nam zelfs niet meer deel aan de examens op het einde van het schooljaar. Daarna volgde een periode met een reeks uitzichtloze baantjes (bakkersleerling, loopjongen bij een boekhandel). Maar in 1919 kon hij aan de slag bij "La Gazette de Liège", als verslaggever voor de rubriek met lokaal nieuws. Die journalistieke periode was voor de jonge Simenon, die toen net zestien was, een buitengewone ervaring die hem toeliet om de onderbuik van de samenleving in een grote stad te verkennen, die van de politiek, maar ook van de criminaliteit. Hij drong door in het echte nachtleven, maakte kennis met de uitwassen in bars en bordelen en leerde in die periode ook efficiënt schrijven. Hij zou meer dan duizend artikelen schrijven onder verschillende pseudoniemen, waarvan 150 onder het pseudoniem "G. Sim". In die tijd ontwikkelde hij veel belangstelling voor politieonderzoek en woonde hij voordrachten bij van de Franse criminoloog Edmond Locard over technische recherche.
Gedurende die periode, waarin hij vaak in contact kwam met bohemiens en marginalen, begon Georges te spelen met de gedachte om radicaal met alles te breken. En dat deed hij in 1921, hij verliet Luik en trok naar Parijs. Twee jaar later trouwde hij met zijn verloofde, de kunstenares-schilderes, Régine Renchon, "Tigy" genoemd. Na bijna een jaar in het gezelschap van de markies van Tracy als diens secretaris op het kasteel van Paray-le-Frési, besloot Simenon, die al verhalen schreef voor de pulpbladen van de hoofdstad, om de sprong te wagen en terug naar Parijs te gaan om daar van zijn pen te leven. Vanaf dan zou hij zijn contes aanbieden aan grote dagbladen als "Le Matin", aan meer frivole tijdschriften als "Le Merle blanc" en vooral aan uitgevers van collecties voor het grote publiek. In 1923 ontmoette hij Colette, het begin van een vruchtbare samenwerking en de jonge man zou haar adviezen altijd op prijs stellen. De eerste "populaire" roman van de aankomende schrijver, "Le roman d'une dactylo", verscheen in 1924, onder een schuilnaam. In 1928 zou de romanschrijver gedurende zes maanden Frankrijk vanop het water ontdekken: de jonge schipper vertrok in het gezelschap van Tigy, de meid Boule en de hond Olaf, maar was ook zijn schrijfmachine niet vergeten en werkte op zijn tocht in open lucht, tot grote verbazing van de wandelaars. Die ervaring vormde de inspiratie voor verschillende romans, meer in het bijzonder voor "Maigret en het lijk bij de sluis".
De jaren 1929-1930 werden gekenmerkt door een nieuw keerpunt voor Simenon, die vond dat het tijd was geworden om de schuilnamen en populaire romans achter zich te laten. Op het einde van het jaar 1930 vroeg Fayard nog steeds aan Georges Sim om populaire romans, die overigens heel wat minder werden betaald… Simenon zou echter het been stijf houden en het pleit winnen: op 20 februari 1931 kwam er groen licht voor de reeks Maigret. Op dat moment toonde de schrijver zich een echte marketeer, hij organiseerde een feest waarop hij iedereen uitnodigde die in Parijs iets te betekenen had. Dit was het beruchte "Bal anthropométrique", in een nachtclub in Montparnasse, een ongebruikelijk feest omdat de genodigden in gangsters of prostituees waren verkleed! Die manier van promotie maken bleek althans ongebruikelijk en de volgende dag haalde de gebeurtenis alle krantenkolommen. Deze keer was het een succes en in de weken na het "Bal anthropométrique" verkocht de reeks Maigret bijzonder goed. In diezelfde periode werden de eerste films naar het werk van Georges Simenon gedraaid. Hij wisselde romans, reizen en reportages af, en verliet zijn uitgever Fayard voor de Éditions Gallimard waar hij in de wandelgangen André Gide ontmoette, die meteen het "fenomeen" Simenon wilde spreken. De toekomstige winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur had veel bewondering voor de schrijver van de Maigret-reeks, vooral wanneer de commissaris niet in de roman voorkwam! Hij overstelpte Simenon met vragen en dat zou het begin vormen van een lange dialoog, tijdens wederzijdse bezoeken of per brief, tussen twee mannen die oorspronkelijk nauwelijks iets gemeen hadden… Gide verslond Simenon, reageerde enthousiast op een aantal werken, maar spaarde ook zijn kritiek niet.
Intussen had het echtpaar Simenon beslist om naar het platteland te verhuizen, naar een landhuis uit de XVIe eeuw tussen Nieul en Marsilly, dicht bij La Rochelle. Maar Simenon zou zich al snel vervelen in dit vredige en teruggetrokken oord en hij besloot om Afrika te gaan verkennen. Dus scheepten de schrijver en zijn echtgenote in voor Egypte en trokken ze van daaruit naar Khartoem. Ze doorkruisten Afrika van oost naar west en eindigden aan de monding van de Congostroom. De ontdekking van het Afrikaanse continent eindigde met een klassieke terugreis per boot via het westen, een reis die de schrijver zou inspireren tot verschillende "exotische" romans en een reeks reportages. Simenon, die een aantal vooroordelen en clichés overboord had gegooid, ontpopt zich nu tot een vurig antikolonialist.
De Duitse inval in 1940 kwam te plots opdat hij gehoor had kunnen geven aan het mobilisatiebevel van het Belgisch leger. Hij gaat naar de Belgische ambassade in Parijs, en daar krijgt hij de opdracht om terug te keren naar zijn nieuwe thuisstreek en zijn medeburgers op te vangen die op de vlucht zijn voor het Duitse leger: hij wordt benoemd tot hoge commissaris voor de Belgische vluchtelingen in La Rochelle. Hij vervulde die taak met efficiëntie en toewijding. De sfeer van die periode vinden we terug in zijn roman: "Vlucht uit Oostende".
In 1945 emigreert hij naar de Verenigde Staten. In Amerika kent de romanschrijver een aantal gelukkige jaren. Nadat hij gescheiden was van zijn eerste echtgenote, huwt hij met Denyse Ouinet, een Frans-Canadese schone van 25 jaar, zijn secretaresse en zijn geliefde vanaf de eerste avond dat ze elkaar hadden ontmoet. Gedurende zijn verblijf in Amerika was hij zeer actief op literair gebied: enkele grote romans zien het daglicht, waaronder een aantal met lokale inspiratie. Hij verwaarloosde echter ook de broodschrijverij niet en met "Maigret wordt kwaad" of "Maigret in New York" startte hij opnieuw met de avonturen van de beroemde commissaris die hij te vroeg op pensioen had gestuurd!
In 1952 besloot Georges Simenon om een rondreis in Europa te maken: het zou een triomftocht worden, in Parijs wordt hij overal ontvangen en inzonderheid op de zetel van de gerechtelijke politie, 36 quai des Orfèvres, op de plaats waar commissaris Maigret zijn kantoor zou hebben. In mei 1952 ging Georges Simenon naar zijn geboortestad Luik. Hij wilde liever een dag van tevoren aankomen om zijn moeder alleen te spreken. De volgende dag doorkruiste de romanschrijver Outremeuse, de wijk waar hij was opgegroeid, omzwermd door journalisten. Brussel werd de derde belangrijke etappe in deze reis. Zijn landgenoten boden hem immers het lidmaatschap aan van de Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique. Simenon aanvaardt.
In het voorjaar van 1955 keerde Simenon voorgoed terug naar Europa. Op het einde van het voorjaar van 1957, na twee jaar in Frankrijk, zocht de romanschrijver een nieuwe toevlucht. Rondrijdend in het kanton Vaud ontdekt hij het kasteel van Echandens, op een twintigtal kilometer van Lausanne, en vestigt zich definitief in Zwitserland. In 1960 voelt hij de behoefte om opnieuw aan te knopen met het autobiografische genre: "Toen ik oud was". Op filmgebied werden in die periode tal van verfilmingen gemaakt: Claude Autant-Lara regisseert "In geval van nood" met het ongewone duo Gabin-Bardot, en Jean Delannoy verfilmt "Maigret en de zaak St. Fiacre" met diezelfde Jean Gabin, die een zeer geloofwaardige Maigret blijft. In datzelfde jaar 1960 vroeg men zelfs aan Simenon om voorzitter van het festival van Cannes te zijn. In 1963 gaat hij in Épalinges wonen, ten noorden van Lausanne, waar hij een gigantisch huis laat bouwen.
In 1971 komt "De weduwe Couderc" uit, een verfilming door Pierre Granier-Deferre van de gelijknamige roman van Georges Simenon, met Simone Signoret en Alain Delon in de hoofdrollen. Ook in ‘71 lokt het meesterwerk "De Kat", van dezelfde regisseur, deze keer met Simone Signoret en Jean Gabin, het publiek naar de bioscoop.
In 1972 stopt Simenon, die dan negenenzestig is, met romans, maar niet met schrijven en het onderzoeken van de kronkels van de menselijke natuur, te beginnen bij zichzelf. Hij schrijft een lange autobiografie in eenentwintig delen, waarbij hij alles op een kleine dictafoon inspreekt: "Ideeën heb ik nooit gehad. Ik heb mij verdiept in mensen, in de man in de straat vooral, ik heb geprobeerd hem te begrijpen op een broederlijke manier… Wat heb ik gemaakt? In feite gaat het mij niet aan."
In 1974 verlaat hij Epalinges en gaat bescheiden leven in het roze huis, avenue des Figuiers in Lausanne, dichter bij de "naakte mens" die hij steeds proberen doorgronden heeft.
De zelfmoord van zijn dochter Marie-Jo, die zichzelf in 1978 met een revolver door de borst schiet, dompelt zijn laatste jaren in rouw. Georges Simenon overlijdt in Lausanne in 1989.