Emile Verhaeren, een buitengewoon dichter
Emile Verhaeren is één van de bekendste vertegenwoordigers van het symbolisme.
Op 21 mei 1855 wordt hij geboren in een welgesteld en katholiek gezin in Sint-Amands, gelegen aan de Schelde tussen Antwerpen en Dendermonde.
Na zijn klassieke humaniora aan het jezuïetencollege Sint-Barbara in Gent loopt hij cursus op de rechtsfaculteit van de Leuvense universiteit. In 1876 schrijft hij er zijn eerste gedichten, in Revue générale, een reflectie- en cultuurblad uitgegeven vanaf 1865.
Met zijn diploma van doctor in de rechten op zak loopt Verhaeren stage bij de bekende Brusselse advocaat en literatuurfanaat Edmond Picard.
In 1883 publiceert Verhaeren een eerste dichtbundel, Les Flamandes, die hij opdraagt aan zijn geboortestreek. Het jaar daarna, in 1884, komt zijn Contes de Minuit uit, geïllustreerd door Theo Van Rysselberghe, een van de oprichters van de Groupe des Vingt (of Les XX), een avant-gardistische kunstkring die in 1883 in Brussel wordt gesticht door Octave Maus.
Hij wordt hoofdredacteur van La Jeune Belgique (een literair en artistiek tijdschrijft dat tussen 1881 en 1897 in Brussel verschijnt). Het tijdschrift staat voor vernieuwing en vrijheid door te fungeren als het orgaan dat alle dichters aantrekt die zichzelf avant-gardisten noemen. Verhaeren zal er gedichten en kritische artikels in publiceren.
De dood van zijn ouders in 1888 en aanslepende gezondheidsproblemen lokken een morele crisis uit die zal afstralen op zijn werk. Uit die periode dateren Les Soirs (1888), Les Débâcles (1888) en Les Flambeaux noirs (1891).
In oktober 1889 ontmoet Verhaeren de vijf jaar jongere Marthe Massin, een talentvolle jonge artieste uit Luik. Het is liefde op het eerste gezicht. Het paar trouwt op 24 augustus 1891 en vestigt zich in Brussel. De dichter schrijft zijn geluk neer in de drie bundels die hij wijdt aan liefde tussen echtgenoten: Les Heures claires (1896), Les Heures d’Après-Midi (1905) en Les Heures du Soir (1911).
Maar ook andere thema’s geven Verhaeren inspiratie. Hij bindt de strijd aan met de maatschappelijke ongelijkheid en de teloorgang van het platteland, die bittere vruchten van de industriële revolutie, in Les Campagnes hallucinées (1893), Les Villes tentaculaires (1895), Les Villages illusoires (1895) en zijn eerste toneelstuk, Les Aubes (1898).
Omstreeks 1898 neemt zijn carrière een wending en vestigt de dichter zich definitief in Saint-Cloud, nabij Parijs. Die verhuizing zal zowel zijn literaire productiviteit als zijn uitstraling in Frankrijk en Europa ten goede komen.
Op de drempel van de 20ste eeuw is de dichter wereldberoemd: zijn werk wordt vertaald, geciteerd, besproken. Zijn menselijke expressionisme getuigt van een hernieuwd geloof in de mens en zijn triomfantelijke vitaliteit.
Maar in 1914, op het hoogtepunt van zijn roem in Duitsland, breekt zowaar de Eerste Wereldoorlog uit. Verhaeren is helemaal van de kaart. Als bevlogen pacifist klaagt hij de oorlog aan, in scherpe en vurige verzen. Zijn verzenbundel in anti-Duitse bewoordingen, Les Ailes rouges de la Guerre, uit 1916 brengt tal van conferenties op de been, zoals die van 26 november 1916 in Rouen, die hem fataal wordt … ’s Anderendaags komt de dichter, op 61-jarige leeftijd, tijdens het gedrum onder een trein terecht. Hij is op slag dood.