Een duidelijk vastberaden Adolphe Max
Op 19 augustus, de avond voor de Duitse troepen zijn stad binnenvielen, sprak de Brusselse burgemeester Adolphe Max zijn burgers toe via affiches: ‘Zolang ik leef en vrij rondloop, zal ik uit alle macht de rechten en de waardigheid van mijn stadsgenoten verdedigen.’ Nooit zal hij die belofte verbreken. Van bij het begin van de Duitse inval in Brussel op 20 augustus 1914 was Adolphe Max een toonbeeld voor alle Brusselaars. Hij belichaamt zijn geschonden land, onder de voet gelopen door een onnoemelijk overwicht aan manschappen en materiaal maar, zelfs in de nederlaag, heldhaftig en tot de laatste krachtinspanning weerstand biedend om zijn waardigheid te bewaren.
Een grijze massa marcheert voorbij
Op 20 augustus gaat Adolphe Max met twee schepenen en de gemeentesecretaris naar het Daillyplein. Het onderhoud met de Duitse militairen is ijskoud, maar beleefd. De burgemeester weigert Duits te spreken, herinnert aan de ontvangst die de Kaiser in 1910 te beurt viel in zijn stad en verzoekt zijn gesprekspartners tevergeefs Willem II per telegram te vragen dat zijn troepen niet door de hoofdstad trekken. Waarop lang onderhandeld wordt over de voorwaarden van de bezetting. Die zijn van meet af aan ongemeen streng. Alleen al voor 20 augustus eist het Duitse leger 18.000 kg brood en 10.000 kg vlees! Duitsland legt de stad Brussel eveneens een som van 50 miljoen goudfrank op, in termijnen te betalen uiterlijk op 1 september. Adolphe Max protesteert tegen zoveel brutaliteit en laat weten slechts onder dwang toe te geven. Toch staan de Duitsers toe dat het stadsbestuur aan blijft en de burgemeester kondigt aan permanent kantoor te houden in het stadhuis, waar hij een bed laat installeren. Vanaf 14.00 u. zien de Brusselaars de Duitse bezetter voorbijmarcheren, met in zijn zog karren vol oorlogstuig, proviand en dieren. Sommigen hadden op mooie uniformen gerekend en dus staat de ontgoocheling op hun gezicht te lezen. Het is een grijze massa, een kolossale oorlogsmachine die op gang komt. Symbolisch sterk is het moment waarop de troepen op de Brusselse Grote Markt aankomen. Tegenover het stadhuis bereiden de manschappen, moe en uitgehongerd, hun potje in veldkeukens. Op de linkervleugel van het gebouw wordt de Duitse vlag gehesen. Die dag zien de Brusselaars de ernst van de bezetting in en van wat hun te wachten staat: vrijheidsberoving, voedselschaarste, werkloosheid, huiszoekingen, willekeurige arrestaties, opeisingen. Brussel is de grootste stad van het continent die de oorlog lang onder het Duitse juk gebukt gaat. Er wacht de hoofdstad een lange periode van werkloosheid en de stilgevallen economie dompelt de bevolking onder in de onzekerheid.
© Foto Shutterstock
Geweld zegeviert boven rechtvaardigheid
Ondanks de gewelddadige bezetting waaronder de stad lijdt, heeft Max steevast de ‘mof’ zitten tarten. Hij weigert koppig een Duits officier de hand te schudden tijdens een officiële plechtigheid. Hij krijgt het voor elkaar dat de vaderlandse driekleur én de Brusselse vlag aan de gevel van het stadhuis blijven wapperen. Hij wil de belasting niet meer betalen die de bezetter de stad oplegt zolang deze de opeisingen niet heeft gerestitueerd. Die vastberadenheid en passieve weerstand leveren hem het respect en de achting van de Brusselaars op, maar de Duitsers beschouwen het als rebels gedrag en eind september arresteren ze Adolphe Max. Met zijn aanhouding zegeviert het geweld boven de rechtvaardigheid. Eerst wordt hij opgesloten in Namen, daarna in verschillende gevangenissen in Duitsland en tot slot in de gevangenis van Glatz, in Silezië, van waaruit hij pas een week na de wapenstilstand naar Brussel terugkeert. De Brusselaars halen hem triomfantelijk en enthousiast in. Zijn heldhaftigheid levert hem de titel van minister van Staat op en hij wordt verkozen aan de Koninklijke Academie van België.
Adolphe Max en Henry Le Bœuf: de vaders van het Paleis voor Schone Kunsten
Deze liberale poiticus, geboren in 1869 in Brussel, was doctor in de Rechten aan de Vrije Universiteit Brussel en burgemeester van zijn stad van 1909 tot aan zijn dood op 6 november 1939; hij was duidelijk erg geliefd bij de bevolking. Na zijn vrijlating werd hij politiek nog een heel stuk actiever. Als parlementslid ijverde hij voor het algemeen stemrecht en het stemrecht voor vrouwen (het algemeen stemrecht werd ingevoerd in 1919 en het stemrecht voor vrouwen in 1948). Hij speelde ook een actieve rol in de bouw van het Paleis voor Schone Kunsten. Pas kort na de Eerste Wereldoorlog wordt een eerste ontwerp van Victor Horta voorgelegd aan de regering, die het afwijst op grond van de gedurfde architectuur en de geldproblemen. Het is dan dat Adolphe Max en financier-musicus Henry Le Bœuf het initiatief namen het private genootschap Palais des Beaux-Arts op te richten, dat het project beheert, terwijl de stad het terrein ter beschikking stelt en de staat de nodige leningen verstrekt. Hij leidt nog de organisatie van de Wereldtentoonstelling 1935 op de Heizel in goede banen (de zogeheten Eeuwfeestpaleizen worden nog altijd gebruikt voor beurzen en tentoonstellingen). In de debatten over de Vlaamse kwestie pleit Max voor een perfect tweetalig Brussel.
Zag je hem, dan zag je zijn hond …
Een van de hoofdverkeersassen in het centrum van Brussel is de Adolphe Maxlaan. Er bestaan ook een Atheneum Adolphe Max en een Gemeentebibliotheek Adolphe Max. In het 9e arrondissement van Parijs is een plein en in het 5e arrondissement van Lyon een laan naar hem vernoemd.
Doet zijn imago van onrechtbestrijder, met naast hem zijn onafscheidelijke foxterriërtje Happy, ons niet denken aan die andere onverbeterlijke Belgische, maar dan papieren, wereldverbeteraar?