Home Kent u deze Belgen Louis Scutenaire: ‘Leidt een slaaf die van zijn slavenleven houdt een slavenleven?’
Louis Scutenaire: ‘Leidt een slaaf die van zijn slavenleven houdt een slavenleven?’
Louis Scutenaire (Jean Émile Louis Scutenaire) wordt op 29 juni 1905 geboren in Woelingen (Henegouwen), bij Lessen. In 1916 schrijft hij zijn eerste gedichten. Vanaf 1918 loopt hij school op vijf verschillende plaatsen en geregeld wordt hij weggestuurd. In 1919 is hij lange tijd geveld door een pleuritis. In 1924 gaat hij rechten studeren.
Na zijn doctoraat Rechten aan de Université libre de Bruxelles (1929) wordt hij advocaat en strafpleiter (1931-1944); hij verdedigt delinquenten. En na de oorlog ambtenaar op het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar hij tot aan zijn pensioen blijft, en het lukt hem ‘zijn kost te verdienen zonder zijn leven te vergooien’. Eigenlijk heeft Scutenaire alleen interesse voor schrijven, vooral sinds 1926, wanneer hij het surrealisme en vooral Paul Nougé ontdekt.
In die tijd zoeken Scutenaire en zijn echtgenote, Irène Hamoir, in Parijs dikwijls André Breton, Paul Éluard, Benjamin Péret, René Char, Marcel Duchamp, Picasso, Brauner, Ernst, Miró, Oscar Dominguez … op.
In 1934 doet Scutenaire mee aan Documents 34. Dan schrijft hij ook Les Jours dangereux - Les Nuits noires, een van de zeldzame romans die, zoals de Dictionnaire abrégé du Surréalisme vermeldt, pas in 1972 zou verschijnen. In 1935 ondertekent hij Le Couteau dans la Plaie, uitgegeven in nr. 3 van het Bulletin international du Surréalisme, dat voor het eerst de surrealisten van Brussel en Henegouwen verenigt. Maar in 1936 weigert hij het pamflet Le Domestique zélé te ondertekenen, gericht tegen de uit de groep gestoten André Souris. In 1937 verschijnt bij GLM (Guy Lévis Mano) de plaquette Les Haches de la Vie, met een tekening van Magritte. In de zomer verblijven Scutenaire en Irène Hamoir bij René Char in Céreste, in de Provence, en in december schrijft hij het voorwoord van de catalogus van de tentoonstelling Trois Peintres surréalistes (Magritte, Man Ray, Tanguy), die Mesens organiseert in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. In 1938 en 1939 publiceert hij drie plaquettes en werkt hij mee aan de London Bulletin.
In mei 1943 begint hij zijn inscriptions te noteren, die in 1945 voor het eerst gebundeld worden op voorstel van Éluard, met de steun van Paulhan en Queneau. In 1947 gaat Gallimard akkoord met de publicatie van Les Vacances d'un Enfant. Vanaf de jaren ’50 werkt Scutenaire - Scut voor de vrienden - mee aan tal van tijdschriften. Met Mes Inscriptions, waarvan in 1945 deel 1 uitkomt, raakt de schrijver bekend.
In 1976 volgt een nieuwe bundel literaire fantasieën onder de titel Mes Inscriptions. In totaal verschijnen er tussen 1945 en 1990 vijf delen, waarin chronologisch geordend afwisselend aantekeningen, overpeinzingen en vaak kernachtige uitspraken van Scut zijn opgenomen. In 1985 wordt de antiliteraire bedrijvigheid van deze taalanarchist bekroond met de Grand Prix spécial de l’Humour.
In navolging van Paul Nogé en Marcel Mariën gaat Louis Scutenaire met het ‘continue surrealistische experiment’ door tot op het einde. Hij sterft op 15 augustus 1987 in Brussel.
Foto: © Wikipedia / Michel-georges bernard