Irène Hamoir, auteur van L'Orichalcienne
Irène Hamoir is een Belgische dichteres en romancière, geboren op 25 juli 1906 in Sint-Gillis. Ze is de vrouwelijke spil van de Belgische surrealistische beweging.
In 1922 werkt ze na haar handelsstudie als secretaresse in een looierij-ververij. Als militante socialiste neemt ze vanaf 1924 deel aan tal van meetings, komt ze in contact met Camille Huysmans, schrijft in 1925 haar eerste gedicht en ontmoet ze tijdens een avondcursus voor journalisten de schilder Marc Eemans, met wie ze vriendschap sluit. Deze werkt mee aan het blad Distances, opgericht door de Brusselse groep surrealisten, en zo leert Irène Hamoir Louis Scutenaire kennen, bij Marcel Lecomte (1928). In 1929 gaat ze als secretaresse werken voor het Agence économique et financière in Brussel. Louis Scutenaire schrijft haar elke dag poëtische brieven. Ze trouwen in 1930 en na een reis naar Parijs en Spanje gaan ze inwonen bij de moeder van Scutenaire aan de Luzernestraat. In 1931 start ze een carrière als ambtenaar bij het Internationaal Gerechtshof. Zo reist ze tussen Genève en Den Haag, soms in het gezelschap van haar echtgenoot, die aan de Brusselse balie zit.
In mei 1940, op de nadering van het Duitse leger, trekt het paar weg uit Brussel, met Magritte, Agui en Raoul Ubac. Ze belandden in Carcassonne (Aude), waar ze Joë Bousquet, Jean Paulhan, André Gide en Gaston Gallimard ontmoeten.
Haar persoonlijke werk, beperkt in omvang maar pakkend, liet ook sommige lezers niet onberoerd. Na haar debuutroman, La Cuve infernale (1944), bracht ze in 1953 Boulevard Jacqmain uit, waarin de leden van de Belgische groep surrealisten onder een bijnaam optreden. Die tweede roman dompelde de lezer onder in het Brusselse ‘milieu’, door de auteur in dat gedeelte van de stad gesitueerd.
Na de publicatie in 1949 van haar Œuvre poétique, onder de naam Irine, werkt Irène Hamoir mee aan tal van tijdschriften, zoals Temps mêlés, opgericht door André Blavier en Jane Graverol (1953). In 1955 begint ze opiniestukjes te schrijven voor de Petite Gazette.
Maar vooral haar poëzie vond heel wat weerklank. In 1976 bundelde ze haar niet-romaneske teksten, namelijk verzen en prozateksten, in één band: Corne de Brume. Rechtstreeks afstammend van een surrealisme met verwoestende humor en succesvol beïnvloed door al wie dicht bij haar stond, uiteraard Scutenaire, maar ook Nougé, Magritte of Delvaux. Ze werkte ook mee aan de tijdschriften Le Salut public, Le Ciel bleu en La Terre n’est pas une Vallée de Larmes. Ze heeft nauw samengewerkt met haar echtgenoot; samen schreven ze teksten voor tentoonstellingen of catalogi van surrealistische werken.
Bij hun overlijden schrijft ze voor Le Soir een eerbetoon aan Geert Van Bruaene in 1964 en Marcel Lecomte in 1966. Ze werd toen de eerste redactrice van Le Soir, en kwam zo aan een baantje dat later ook voor andere vrouwelijke collega’s vacant zou worden. Irène Hamoir verlaat ons op 17 mei 1994. Ze woonde inmiddels in Bosvoorde.