Frans Anneessens, held van het verzet tegen dwingelandij
Hoe komt dat bekende Brusselse plein aan zijn naam? Om dat op te helderen, moet je weten dat in 1713, na de Spaanse Successieoorlog en het Verdrag van Utrecht dat er een einde aan maakt, de Zuidelijke Nederlanden, waar het oude hertogdom Brabant toe behoort, van Spaanse in Oostenrijkse handen overgaan. Zes jaar later komt onze landgenoot tragisch aan zijn einde.
‘Nooit! Ik sterf onschuldig! Moge mijn dood mijn zonden verzoenen en tot nut zijn voor mijn land!’, roept Frans Anneessens uit voor zijn rechters die hem vragen voor alles te boeten wanneer ze hem ter dood veroordelen. Wat werd hem verweten? Een opstand te hebben aangevoerd in 1717. In die tijd weigeren de naties (de gezamenlijke dekens van de 49 stadsgilden) de belastingen opgelegd aan de Staten van Brabant in te willigen. Die weigering berust op documenten die de stadsprivileges vermelden, waaronder een verklaring uit 1481 die voorschrijft bevelen strijdig met die privileges naast zich neer te leggen. Er breken onlusten uit. De markies van Prié, de gevolmachtigd minister aangesteld als gouverneur namens keizer Karel VI van Oostenrijk, deinst eerst terug voor de heftigheid van het oproer, wat dat rampzalige volk opjut te gaan plunderen. Dankzij de troepenversterking en de steun van een deel van de burgerij die beducht is voor de opstand nemen de keizerlijke troepen de controle over de stad terug. De repressie is hard, tal van mensen worden aangehouden en verjaagd, sommigen gebrandmerkt, plunderaars worden opgehangen. De dekens kunnen niet anders dan de belastingen betalen.
Zelfs na zijn veroordeling houdt Anneessens zijn onschuld staande. Hij wordt onthoofd op de Grote Markt, in september 1719, op enkele meters van nr. 19, het huis van het gilde van de Vier Gekroonden, waar hij deken van was (hoofd van de steenhouwers, verwijzend naar vier christelijke martelaren terechtgesteld in de 4e eeuw omdat ze hadden geweigerd het beeld van Asclepius te vervaardigen, een opdracht van keizer Diocletianus).
Tussen de Beurs en het Zuidstation, op een Brussels plein dat naar hem is genoemd, staat ook zijn standbeeld. Dat plein werd aangelegd in 1639. Oorspronkelijk heette het Oude Markt. In de 18e eeuw wordt het vergroot en het krijgt zijn huidige vorm tussen 1867 en 1871, wanneer de centrumlanen worden aangelegd, na de overwelving van de Zenne. In 1873, wanneer de Oude Markt of de vlooienmarkt verhuist naar het Vossenplein in de Marollenwijk, wordt het plein vernoemd naar de liberale minister Joseph Lebeau. In 1889 wordt het herdoopt tot Frans Anneessensplein. Thomas Vinçotte, die het vierspan op de Triomfboog vervaardigde, richt er een standbeeld op ter ere van de deken van het steenhouwersgilde. De held wordt staande afgebeeld, geboeid, terwijl hij zijn doodvonnis aanhoort. Een leuke anekdote: omdat de beeldhouwer niet wist hoe de held eruit had gezien, heeft hij een wijkventer van caracoles* (slakken) als model gekozen.
* Caracoles (van het Brabants karikol, karrekol, karakol, etc.) is de naam waaronder de alikruik en de wulk in Brussel worden verkocht door rondtrekkende venters.
© Foto: Wikipedia / EmDee