Zuster Emmanuelle, de kleine ‘voddenraapster’-non
Madeleine Cinquin, beter bekend als Zuster Emmanuelle, werd op 16 november 1908 in België geboren uit een Belgische moeder en een Franse vader en was allesbehalve een gewone non. Ze was een fervent aanhangster van paus Johannes-Paulus II en zwoer nooit haar diepe geloof in Christus af. Toch heeft deze voor de Fransen geregeld een van de meest geliefde persoonlijkheden nooit geprobeerd wie dan ook tot haar geloof te bekeren. Ze prees de voordelen van voorbehoedmiddelen, sprak zich uit voor het priesterhuwelijk en was gewonnen voor de interreligieuze dialoog. Voor alles wilde ze ‘liefde geven, altijd meer, via religies. Via alle religies’.
Zuster Emmanuelle werd al lang beschouwd als het alter ego van Pater Damiaan; ook zij legde een atypisch parcours af. De kleine zuster van de armen stamde uit een gegoede familie die in Brussel in luxedamesondergoed deed. Haar vader verdronk onder haar ogen in september 1914, wat haar als kind heeft getekend.
Geloof en de armen
Algauw voelde Madeleine Cinquin zich aangetrokken tot Christus, een belangstelling die uitgroeide tot een roeping toen ze in 1929 als postulante intrad bij de Zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Sion. Twee jaar later legde ze haar geloften af en werd zo Zuster Emmanuelle. Omdat ze erop gebrand was te vertrekken, om vooral de arme kinderen te helpen, en ze de lange spirituele leertijd afwees die haar werd voorgesteld, werd ze vrij snel naar Istanbul gestuurd, waar ze in haar overste, Moeder Elvira, haar grote voorbeeld vond, die haar definitieve levenskeuzes onderschreef.
Het vlotte niet zo met haar nieuwe overste en dus werd Zuster Emmanuelle in 1954 naar Tunis gestuurd. Daar moest ze onderricht geven aan de meisjes van kolonisten en die vond ze oppervlakkig. Ze beleefde er de drie somberste jaren van haar leven. Uiteindelijk wist ze daaraan te ontsnappen en behaalde ze in juni 1962 een licentiaat in de letteren. Na opnieuw een kort oponthoud in Turkije moest ze les gaan geven in Egypte, in het Sion College in Alexandrië, en stond ze opnieuw voor een klas kinderen wie de ellende niks kon schelen. Ze gruwde ervan te werken met mensen die haar zo weinig ter harte gingen, besloot haar klas achter te laten en voor de kleine meisjes van Bacos te gaan werken, een uiterst miserabele stadswijk. Ze zette zich almaar meer in voor de kansarmen, tot ze al haar tijd aan hen besteedde.
De Voddenraapster van Caïro
Door allerlei verwikkelingen kon Zuster Emmanuelle niet, zoals Pater Damiaan, voor wie ze een grote bewondering had, de melaatsen van Caïro gaan verzorgen. Uiteindelijk belandde ze tussen de “paria’s” van Egypte in Ezbet-el-Nahkl, een van de armste sloppenwijken van Caïro. De maatschappelijke hiërarchie in Egypte in die tijd zette die zabbalines, of voddenrapers, weg als minderwaardige schepselen die het verdienen in de grootste armoede te leven en te midden van een onvoorstelbare viezigheid. Na een weliswaar moeizame maar geslaagde integratie werd de Belgisch-Franse non beetje bij beetje de ‘Voddenraapster van Caïro’.
Hoofdzakelijk hield ze zich bezig met de opvoeding van jonge meisjes om de emancipatie van de vrouw te bevorderen, alles in het teken van haar almaar dieper verankerde christelijke waarden, maar zonder ooit haar Godsbeeld te willen opleggen. Het spreekt voor zich dat dat een enorme opdracht was, bijna onmogelijk in een dergelijke wetteloze ultramachosamenleving, waar de man dus alle rechten in handen heeft. Dankzij haar lokale werk en haar internationale gelobby lukte het Zuster Emmanuelle nochtans tal van nieuwe dingen op te starten. Zowel haar toeverlaten ter plekke, zoals Zuster Sara, als de uitgebreide bewustmakingstournee die ze in 1974 door Europa maakte, zorgden ervoor dat ze allerlei educatieve en culturele sites bouwde: kleuter- en andere scholen, opleidings- en recreatieruimten. In 1982 ging ze zich ontfermen over de voddenrapers van Mokattam, de grootste gemeenschap van zabbalines, 23.000 mensen die tussen het afval leefden. In 1985 besloot ze te verhuizen naar de sloppenwijk Meadi Tora, vandaar naar Khartoem in Soedan, waar armoede voor een groot deel van de bevolking een gesel was – en nog altijd is.
Rust is voor de eeuwigheid
Zuster Emmanuelle heeft de kansarmen nooit in de steek gelaten. Door haar werk in Egypte kreeg ze in 1991 de Egyptische nationaliteit, konden duizenden kinderen naar school, nam het geweld sterk af en herwonnen talloze vrouwen hun vrijheid. In 2002 werd ze bevorderd tot Commandeur in de Franse Orde van het Legioen van Eer, en in 2008 tot Grootofficier. In 2005 werd ze Grootofficier in de Kroonorde.
Na haar jarenlange energieke inzet besloot haar congregatie in 1993 de kleine zuster van de armen terug te halen naar Frankrijk, naar haar gemeenschap, ook al was ze op vrij hoge leeftijd nog zo kranig. Zelfs tijdens die ‘retraite’ bleef Zuster Emmanuelle maar doorgaan rondom haar en drukte ze haar stempel waar ze maar kon. Geregeld zag je dan ook hoe ze zich ontfermde over daklozen, gevangenen of drugsslachtoffers en opnieuw lezingen gaf.
‘Rust is voor de eeuwigheid, bij zijn Schepper’, zei ze. Werk, met respect voor de godsdienstkeuze, of voor welke keuze ook, dát was haar leven. Na een leven gewijd aan de anderen en met een dergelijk respect voor de eigen keuzes van elkeen, kan je haar dat moeilijk, die eeuwige rust bij haar Schepper, misgunnen.